Historie
De stichting van de kerk
Over de stichtingsdatum van de Sint Nicolaaskerk te Dwingeloo is al veel geschreven en vooral gespeculeerd. Zekerheid daarover hebben we niet. De meest verspreide hypothese is dat de kerk vermoedelijk werd gesticht uit de goederen van de Sint Pancratiuskerk in Diever en door schenkingen van de leenbezitters van het huis Batinge, dat een leengoed was van het bisdom Utrecht. Omdat de verering van de Heilige Nicolaas, bisschop te Myra in de 12e eeuw sterk opkwam en spoedig zeer algemeen werd, wordt verondersteld dat de stichting van de kerk heeft plaatsgevonden einde 12e of begin 13e eeuw.
Vast staat dat de kerk van Dwingeloo nauw verbonden is aan het Huis Batinge. Het is bekend dat omstreeks 1382 het Batingher goet tot de leenen van het Sticht (Bisdom Utrecht) behoorde. Ene Jan de Vos van Steenwic houdt dan hof te Dwinghelo, Bathingergoet ende watermolen enz.
Deze Jan de Vos van Steenwijk zou een zoon zijn geweest van Johan de Vos van Steenwijk, die omstreeks 1339 voorkomt in de archieven en door een niet nader aan te geven opvolging Batinge zou hebben verkregen van Coenraedt de Vos van Steenwijk (ca 1315) die als stichter van Batinge wordt gedoodverfd.
Van Coenraedt van Steenwyck geheeten de Voss is een oorkonde bekend waarin hij verklaart, ‘ter eere van Jhesus Christus, zijne moeder Maria en St Marten episcopus en confessor, te hebben gesticht in de kerk ter Dwingeloe een altaar en daar te hebben geschonken 34 groninger mudden rogge. Het jaartal van deze oorkonde is echter niet leesbaar. Wel is bekend dat in 1388 de bisschop van Utrecht, Floris van Wevelinchoven, de stichting van het Onze Lieve Vrouwe-altaar in de kerspelkerk in Dwingeloo bekrachtigde. We kunnen daaruit concluderen dat ten tijde van Coenraedt, in het begin van de 14e eeuw, er een kerk heeft gestaan in Dwingeloo.
Het kerkgebouw.
Voordat de Sint Nicolaaskerk in Dwingeloo zijn huidige gestalte heeft gekregen zijn ca. acht eeuwen voorbij gegaan waarin op gezette tijden min of meer ingrijpende veranderingen aan het gebouw hebben plaatsgevonden.
Het oudste deel heeft vermoedelijk bestaan uit een laat 12e– of 13e-eeuws schip in romaanse of romano-gotische stijl.
Het koor
Het koor eindigt in een driezijde apsis. Het opgaande werk van het koor dateert uit de periode 1380 – 1420. Belangrijke aanwijzing daarvoor zijn de stijlkenmerken van de figuratieve kraagstenen van het gewelf. De geboorten van de gewelven worden gedragen door een achttal zeer fraai gebeeldhouwde kraagstenen van Bentheimer zandsteen. Zes van de stenen tonen menselijke hoofden, twee bezitten figuurtjes ten voeten uit. Ook in de sluitsteen (of gewelfsleutel) van het gewelf in de koortravee is een gezicht aangebracht De sluitsteen van de koorsluiting is onversierd.
Dergelijke kraagstenen worden in Noord Nederland nog zelden aangetroffen. Het beeldhouwwerk is van zeer hoge kwaliteit en behoort tot het beste wat Nederland op dit gebied te bieden heeft. De gezichtsuitdrukkingen zijn natuurgetrouw, individueel en expressief: de ouderen kijken streng, de jongeren glimlachen fijntjes.
In de noordmuur bevinden zich nog sporen van een sacristie. De profiellijsten van de dichtgemetselde toegang waren tot 1924 nog aanwezig. Tegenwoordig verraadt alleen de kleur van de nieuwe bakstenen de plaats van de verdwenen deur.
Het schip
Het schip van de kerk is éénbeukig. Aan de noordzijde bevindt een aanbouw, de zogenaamde Sint Maartenskapel. Vanaf 1410 tot de reformatie (1598) stond hier het altaar van het Sint Maartenvicarie. Drie andere vicariealtaren in de kerk waren gewijd aan Onze-Lieve-Vrouwe (1382), Het Heilig Kruis en Sint Catharina, waarvan de laatste verbonden was aan de kosterij.
De toren
In 1630 stortte de torenspits in en belande op het schip. De wederopbouw van de kerk duurde tot en met 1632. In die tijd heeft de toren zijn karakteristieke peervormige spits gekregen. De toenmalige heer van Batinge Rutger van den Boetzelaer heeft veel betekend voor het aanzien van de kerk. Naast de vormgeving van de torenspits heeft hij de kerk een orgel geschonken (1665), een rijk versierde preekstoel en een avondmaalsbeker. De preekstoel is ten ondergegaan ten tijde van de Bataafse republiek en de avondmaalsbeker ging verloren door een brand in 1905.
Het orgel was destijds voorzien van twee luiken waarin levensgrote portretten van Rutger van den Boetzelaer en diens derde vrouw Battina van Lohn waren verwerkt. Deze portretten bevinden zich als ingelijst schilderij in de kerk. Ook de orgelluiken zelf zijn weer, geheel gerestaureerd, terug in de kerk.
Dorpsbrand Dwingeloo
In 1923 trof een grote brand het dorp Dwingeloo. Negen boerderijen, een logement, de synagoge en de kerk werden verwoest. Van de kerk bleven alleen de muren overeind.
In de twee jaren daaropvolgend werd de kerk o.l.v. de architect Boelens Kz uit Assen weer hersteld in oude glorie. De ‘siepel’ verrees weer op de toren en het schip kreeg zijn imposante tongewelf met de art deco beschildering. De preekstoel is gemaakt door R Marissen en J Bakker.
Meer over de geschiedenis van Dwingeloo en de Sint Nicolaaskerk kunt u lezen in het boekje “Levende Stenen” van Arie de Muij, een uitgave van de Stichting Sint Nicolaaskerk. (zie https://www.sintnicolaaskerk.nl)

1923

1963

1980